Rome tussen gekte en genieten

Monument and cityscape at Rome, from Janiculum, in autumn. © Getty Images/iStockphoto

Het is waar, Romeinen zijn een beetje gek, geeft journalist Nicolas Sénèze toe, maar ze zijn tegelijk schamper, vrolijk en gastvrij. En ze kunnen ook loslaten om zich volledig over te geven aan la dolce vita. Een Romein, dat is een echte levenskunstenaar.

Dit artikel verscheen in de extra editie van Knack Weekend geheel gewijd aan Rome en die je hier kan bestellen.

De Romeinen vinden het grappig om de antieke afkorting van Rome “SPQR” te verwoorden als: “Sono pazzi questi Romani !” (“Ze zijn gek die Romeinen !”). Een Romein is inderdaad een beetje gek, in deze stad waarin alles vooruitgaat zoals een Fiat 500 die zich door het chaotische verkeer wurmt. Het is een vrolijke, theatrale gekte waarbij alles draait rond de schijn. Of het nu gaat om jongeren die liever bij hun ouders blijven wonen om zo huur uit te sparen en de nieuwste hippe smartphone te kunnen kopen, of piekfijn uitgedoste volwassenen… Iedereen speelt zijn rol in deze eeuwige commedia dell’arte in het barokke decor van een stad die alle verhalen van de wereld al ontelbare keren heeft zien passeren.

Het is niet voor niets dat Rome één van de hoofdsteden van de cinema was. In elke Romein sluimert een acteur. Eén die graag de spot drijft met en kritisch staat tegenover machtsdragers, zoals het ‘pratende standbeeld’ Pasquino, net achter Piazza Navona, waarop briefjes met grappen en klachten worden achtergelaten. Het is een acteur die u lang kan observeren en dan, als een bliksemslag bij heldere hemel, uitbarst in een tirade doorspekt met romanesco, een dialect waarin woorden en lettergrepen even snel worden ingeslikt als het jachtige leven in de stad. Ten slotte volgt een bulderende lach die deze woordenstorm even uitbundig als abrupt afsluit.

Die overdaad is niet altijd even aangenaam en sommigen vluchten ervan weg. Maar niet voor lang, want ze keren snel op hun passen terug, met dezelfde zekerheid waarmee ze steeds terugkomen naar de Trevi-fontein om er een muntstuk in te gooien. Alessandro werd vijftig jaar geleden in Rome geboren en verbleef lange tijd in het buitenland, op zoek naar het moderne leven in andere grote Europese steden. Sinds enkele jaren is hij teruggekeerd naar zijn geboorteplek. Hij was die propere en ordelijke steden van Noord-Europa beu en verlangde opnieuw naar het chaotische verkeer, de bussen met erg flexibele uurroosters, de losgekomen straatstenen en de beschadigde straten van Rome.

Rome tussen gekte en genieten
© Getty Images/iStockphoto

“Rome is zo’n chaos dat er maar twee oplossingen zijn: gek worden of loslaten”, zo vat hij het samen. En bizar genoeg kan de Romein, die er zo vaak gehaast en ongeduldig uitziet, uiteindelijk zeer goed loslaten. Zo heeft de stad zich doorheen de tijd, op een haast slinkse manier, ingesteld op haar onvolmaaktheden. Wachten en geduld zijn in Rome tot levenskunst verheven. “Overal elders is het onmogelijk geworden om te wachten”, schrijft de Belg Alexis Curvers in zijn prachtige roman Tempo di Roma, een schitterende ode aan de eeuwige stad en aan “het Italiaanse geduld, die karaktereigenschap die het mirakel oproept.”

In Rome is dit loslaten, een soort levensnoodzakelijke dolce vita, vaak meestal op loopafstand. Ook al bent u omringd door horden toeristen, toch moet u soms maar enkele tientallen meters wandelen om een rustige en charmante, bijna vergeten wijk te ontdekken. Bij het Colosseum bijvoorbeeld… Steek de Via Celio Vibenna over, neem daar de straat voor u en na een steil stukje staat u voor de middeleeuwse kerk van Santi Quattro Coronati in de wijk Celio, met nog tal van andere mooie discrete kerkjes. Of steek aan het Circus Maximus de hoger gelegen boulevard over, ga door de rozentuin van Rome en neem een kijkje op de Aventijnheuvel, met zijn straten vol groen. Zelfs in het historische centrum volstaat het even de klassieke paden te verlaten, een hoek van een vicolo om te draaien, te verdwalen in de steegjes om dan plots oog in oog te staan met een vergeten palazzo met verkleurde I5e-eeuwse fresco’s.

Rome tussen gekte en genieten
© Getty Images

Zelfs aan het Vaticaan, waar de bonte menigte gelovigen uit de hele wereld zich verdringt en waar ‘katholiek’ kennelijk ook ‘universeel’ betekent, zelfs daar kan men plekjes vinden om even uit te blazen. Deze oude wijk heeft zijn ziel nog niet verloren, ondanks de aanleg van Via della Conciliazone, tachtig jaar geleden tijdens het bewind van Mussolini, die zich dwars door oude buurten boorde. Door deze ingreep werd de koepel van de Sint-Pietersbasiliek meteen volop en van ver zichtbaar. Als u zich door Borgo Pio, met zijn toeristische restaurants hebt geworsteld (we sparen enkel Arlù, het enige restaurant zonder ronselaars, maar altijd gevuld, waar Armando en Lucia een heerlijke Romeinse keuken bereiden), komt u in Borgo Vittorio, met nog kleine ambachtelijke boetieks en wijkrestaurants waar vooral de lokale bewoners en studenten van Lumsa, de vlakbij gelegen universiteit, aan tafel schuiven.

Op het einde van de straat, in haar kleine tavola calda, ontvangt Maria Catarina de gasten met haar keuken vol smakelijke groenten. Zij is één van die Romeinen waarbij de gastvrijheid aan het lichaam lijkt te kleven, een telg van generaties die de voorbije tweeduizend jaar mensen van alle slag over de vloer hebben gekregen: bezetters, indringers, reizigers, pelgrims… Overal in Rome zijn er die kleine restauranthouders, die de tafel dekken voor caccio e pepe met een glas wat pikante maar frisse castelli romani of saltimbocca a la romana met streekgroenten.

Rome tussen gekte en genieten
© Getty Images/iStockphoto

Rome is nooit een industriële stad geweest en wanneer men zich slechts een klein beetje buiten de stadsgrenzen begeeft, is men al meteen op het platteland. Zelfs in de supermarkten vindt men geen ‘lelijke groenten’ maar wel …”Prodotti del Lazio” Rome is volledig omgord door de agro romano, één grote groentetuin die de stad en al zijn inwoners, van de pausen tot de armste zielen, al een eeuwigheid bevoorraadt.

De Romeinse keuken is eigenlijk ontstaan uit restjes die van de tafels van de kerkvorsten vielen: het overvloedige slachtafval en de minderwaardige stukken werden de vaste ingrediënten van originele gerechten, met ook invloeden van de joodse keuken uit het getto. Denk aan die heerlijke artisjokken op joodse wijze! Zelfs de bergkeuken van de boeren is men niet vergeten, met hun charcuterie uit Norcia of Amatrice. Deze culinaire diversiteit bewijst nog maar eens hoezeer Rome een stad is van vele invloeden, want heeft Romulus de stad niet gesticht door bandieten, vluchtelingen en ballingen op zoek naar asiel te verwelkomen?

Zonder Pieter, geen pausen

Tussen al de reizigers die Rome doorheen de geschiedenis heeft aangetrokken kan men onmogelijk rond één man heen: Petrus of Pieter, zonder wie de stad ongetwijfeld één groot ruïneveld was gebleven. Inderdaad, zonder zijn dood zou Rome de aanvallen van de barbaren in het begin van de middeleeuwen nooit te boven zijn gekomen. De eerste christenen hebben hem hier begraven, op een steenworp van het Circus van Nero, tussen de uitlopers van de Janiculum en de voet van de Vaticaanheuvel, een plek die vandaag verscholen ligt achter de basiliek en het Apostolisch Paleis. Als opvolgers van Pieter hebben de pausen vervolgens, net als de Romeinse keizers enkele eeuwen eerder, de stad nieuw leven ingeblazen en haar voor de eeuwigheid uitgeroepen tot centrum van het christelijke geloof.

Neem tijdens uw bezoek de tijd om het kleine trapje af te dalen dat onder de imposante basiliek naar de opgravingen van de vermeende resten van Sint-Pieter leidt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stootte men daar bij grondwerken toevallig op een smalle, kronkelende gang van rode stenen, met op het einde een kleine nis net onder de zware bronzen baldakijn in de basiliek. Daar vond men beenderen van een “individu van het mannelijke geslacht met een leeftijd van 60 tot 70 jaar, van robuuste constitutie”. De botten van Petrus? Ja, bevestigde het Vaticaan na verschillende wetenschappelijke studies. Hoe dan ook, op deze geheime en ontroerende plaats dringt het tot u door dat het hier allemaal is begonnen, rond die enkele stenen die op het einde van de 1e eeuw op de Ager Vaticanus werden opgetrokken.

De plek lag toen nog ver van het centrum van Rome en stond vooral bekend om haar twijfelachtige reputatie en slechte wijn. “Hou je van azijn, drink dan die van het Vaticaan”, zo luidde een antiek spreekwoord. Zonder die enkele stenen zou hier nooit een basiliek hebben gestaan met werken van genieën als Bramante, Michelangelo of Bernini, en ook geen Sixtijnse kapel. Zonder Pieter geen pausen. En dus ook geen eeuwenoude geschiedenis met zuilen van heidense tempels in barokke kerken of antieke standbeelden in de paleizen van kardinalen. Zou Rome zonder de pausen ooit die majestueuze ruïnes van het Forum hebben vrijgemaakt, met hun zuilen die bij zonsondergang zo mooi kleuren en prachtige lange schaduwen afwerpen? Zouden we dan die ontelbare kerken met hun elegante koepels hebben kunnen bewonderen vanop het dak van de Engelenburcht of vanop de top van de heuvel Janiculum ?

Paleizen tronen op heuvels

Het is op die Janiculum, de zogenaamde achtste heuvel dat men het mooiste zicht heeft op Rome. Aan de Passeggiata del Gianocolo, met het krijgshaftige standbeeld van Garibaldi, ziet men het best hoe de stad zich van oost naar west uitstrekt, vanaf de geboorte op de Palatijn tot aan Prati, de nieuwe wijk die na de Italiaanse éénmaking naast het Vaticaan werd gebouwd. Open en bloot, kwetsbaar en wanhopig naar de hemel reikend, zo ligt Rome daar aan uw voeten.

Rome tussen gekte en genieten
© Getty Images/iStockphoto

Als schitterende kroniekschrijver van het naoorlogse Rome omschreef Alexis Curvers het als volgt: “De stijl van Rome is verticaal en dwingt de blik voortdurend omhoog naar die verrassende opeenstapeling van paleizen, frontons, koepels, heuvelruggen en bomen die al dit moois kronen. Zelfs van bovenaf gezien, van waaruit de stad vlak lijkt, zorgen de eeuwige heuvels waarop ze is gebouwd ervoor dat uw blik toch opspringt. Maar overal zijn wel intervallen, waar de glorieuze verticaliteit even gaat liggen en de stad op krachten lijkt te komen, zones van rust voor de ogen die even noodzakelijk zijn als de dalen tussen twee golven. Deze plekken, domeinen van wind, zand en onkruid gedijen goed bij dat gebrek aan aandacht en accentueren het contrast met die hemelse gebouwen die op de omringende hoogtes wel op een troon lijken te zitten. Daartussen speelt het licht, verlengt de ondergaande zon de schaduwen en verdwijnt ze vervolgens, om de stad over te dragen aan de krachten van de nacht.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content