Het Albertstrand, al 90 jaar een familiezaak: ‘Het is een stiel waar je van moet houden’

Van links naar rechts: Sammy, Emmy en Daniel. 'Mensen die denken: we gaan hier snel geld verdienen, hebben het mis.' © Wouter Van Vaerenbergh

Al bijna 90 jaar werkt de familie D’Hooghe zich vrolijk uit de naad op het Albertstrand in Knokke. Een gesprek over familiezaken, de liefde voor de waterlijn en de tijd dat de zee nog geld kostte.

Of mijnheer Albert er is, willen klanten van het Albertstrand weleens weten. Het antwoord is nee, er heeft nog nooit een Albert het strand gerund. Dat doet de familie D’Hooghe ondertussen al vier generaties. Dochter Emmy nam op 1 april het roer over van haar vader Daniel. ‘Maar we corrigeren mensen niet meer als ze dat vragen. Ik verwijs hen nu gewoon naar mijn man Sammy.’

Wij zijn een beetje zoals boeren. We maken alles klaar in de winter, en oogsten in de zomer

Het Albertstrand is genoemd naar het strand waar het zich op bevindt, dat op zijn beurt genoemd is naar koning Albert I. ‘Maar wij bestaan al langer dan dat’, legt Daniel D’Hooghe uit. ‘Mijn grootvader groef als aannemer in 1924 het Zegemeer, dat nu achter La Réserve ligt. Om de buurt rond het meer aantrekkelijker te maken, vroeg de Compagnie de L’Extension mijn grootvader om die er een uitbating te beginnen. Stoelen, roeibootjes, een springplank – de Knokkenaars kwamen daar eind jaren twintig graag zwemmen. Ondertussen werden de duinen aan het strand genivelleerd. De oorspronkelijke dijk was vernietigd door zware stormen en de Eerste Wereldoorlog, en men besliste in 1925 om ze 100 meter verder landinwaarts opnieuw aan te leggen. Daardoor ontstond er een mooie baai, die koning Albert inhuldigde. Vandaar dat het hele strand voor het Casino het Albertstrand heet. Mijn grootvader verhuisde met zijn uitbating naar hier en omdat wij hier de eersten waren, hebben we die naam altijd behouden.’

'Op strandvakantie gaan we nooit. Weer zee en drukte, dat vinden we geen rust.'
‘Op strandvakantie gaan we nooit. Weer zee en drukte, dat vinden we geen rust.’© Wouter Van Vaerenbergh

Ticketje voor de zee

Zijn grootvader en vader leidden vele decennia een soort dubbelleven, legt Daniel uit. ‘In de winter waren ze aannemer, in de zomer deden ze het strand. En de mensen die tijdens de winter voor hen in de bouw werkten, werkten in de zomer op het strand. Mijn grootvader verhuurde strandstoelen en cabines. De badgasten zaten op hotel en wilden voor die week of twee weken hun eigen plek op het strand, zodat ze niet telkens op en neer naar het hotel moesten. Veel gasten kwamen aan in kostuum, en hadden niet de juiste zwemkledij mee, dus verhuurde hij ook badpakken. Hij reisde elk jaar in het voorjaar naar Parijs om de laatste nieuwe badmode te kopen. We hadden zelfs toen al douches. Op de hokjes stonden grote zinken bakken die werden gevuld en door de zon werden opgewarmd. Nu ja, warm. Het water was eerder lauw.’

Tot de jaren zestig moest je betalen om in zee te zwemmen, legt Emmy D’Hooghe uit. ‘Op de dijk kochten de mensen een ticketje en op het strand liepen controleurs om die ticketjes af te scheuren. We hadden onlangs een oud mevrouwtje die naar monsieur D’Hooghe vroeg. Ze was hier al meer dan 50 jaar niet meer geweest en wilde weten hoeveel het nu nog kostte om in zee te zwemmen.’

‘Wij zitten vandaag nog op exact dezelfde plek als mijn overgrootvader’, knikt Daniel. ‘Ik ben hier opgegroeid. Meer zelfs, ik denk dat ik hier gemaakt ben. Maar ik was niet van plan om dat strand over te nemen. Ik heb hydromechanica gestudeerd en 10 jaar in de bouwindustrie gewerkt. Met veel plezier. Maar in de jaren 80 grepen we naast een paar grote werven in België en volgens mijn contract moest ik naar het buitenland. Mijn vader sukkelde met zijn gezondheid, ik had twee kleine kinderen, en daarom besliste ik om het strand over te nemen. Ik heb ervan wakker gelegen, dat wel, maar heb het me nooit beklaagd. Mijn vader heeft me altijd vrij gelaten, maar was uiteraard wel blij toen ik de knoop doorhakte.’

Het Albertstrand in de jaren zeventig. De strandcabines van weleer vind je er ook vandaag (nagebouwd) nog terug.
Het Albertstrand in de jaren zeventig. De strandcabines van weleer vind je er ook vandaag (nagebouwd) nog terug.© Familie D’Hooghe

Working like a D’Hooghe

‘Dat was bij mij net zo’, lacht Emmy. Alleen wist zij al van kleins af aan dat het strand haar toekomst was. ‘Ik speelde hier als kind de hele zomer lang, we trokken van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat met een bende kinderen op en zo leerde ik ook mijn talen: Frans, Engels Duits. Als mijn vader ’s middags thuis wilde gaan eten, moest hij me altijd komen zoeken. Ik werd al snel mee ingeschakeld en op mijn zestiende werkte ik in de bar. Dit jaar sta ik echt aan het roer. Gelukkig heb ik een man gevonden die mijn stranddroom deelt.’ Het grappige is dat echtgenoot Sammy zijn eigen geschiedenis met het Albertstrand heeft. ‘Mijn familienaam is ook D’Hooghe, en toen ik als kind op een bordje de naam D. D’Hooghe zag staan, maakte ik mijn vrienden wijs dat dit mijn strand was. En nu is dat ook zo. Emmy doet de bar en de administratie, ik het strand.’

Wat doen jullie in de winter, is een vraag die vaak gesteld wordt. ‘Hard werken’, lacht Sammy. ‘Op 15 oktober moet alles afgebroken zijn, en gaan we aan de slag. Herstellingen, schilderwerken, elke winter maken we een lijst van wat we willen doen, maar die raakt nooit helemaal afgewerkt. Ook omdat we alles zelf maken. Opzetten mag vanaf 15 maart en vraagt drie weken. Dit jaar moesten we dat in de sneeuw doen. De palen die als fundering dienen, kregen we de grond niet in omdat die nog bevroren was.’ Soms lijkt de winter drukker dan de zomer, knikt Daniel. ‘Wij zijn een beetje zoals boeren. We maken alles klaar in de winter, en oogsten in de zomer.’ Voor Emmy is de winter iets rustiger. ‘Dan ben ik fulltime mama. In de zomer draai ik evenveel uren als andere mensen met een fulltime job in een heel jaar. Want naast het strand en de bar is er ook de administratie. Die moet je elke dag bijhouden, of ze groeit je boven het hoofd. Dat is hard werken, maar ik hou het vol omdat het maar zes maanden is. Vanaf augustus is het op de tanden bijten, maar je weet ook dat september eraan komt en dan is het al veel rustiger.’

Op sommige dagen kennen wij zestig, zeventig procent van ons cliënteel. Iedereen kent iedereen

‘Ik kom wel nog elke dag langs’, knikt Daniel. ‘Hij zorgt voor de public relations,’ lacht zijn schoonzoon, ‘want hij kent echt iedereen.’ Het Albertstrand heeft veel vaste klanten, die vaak al generaties lang komen, vertelt Emmy. ‘Op sommige dagen kennen wij zestig, zeventig procent van ons cliënteel. Veel klanten hebben mij zelfs weten geboren worden. Mensen die hier met hun ouders kwamen als kind, komen nu met hun eigen gezin. En iedereen kent daarom ook iedereen. Het grappige is wel dat mensen je in de winter, met een dikke jas en sjaal aan, amper herkennen.’ En ja, ook in de winter kunnen ze de zee niet missen. ‘Ik loopt elke dag weleens tot aan de dijk, ja’, lacht Daniel. ‘Ik hou van de zee. Als je dat niet hebt, heb je in deze branche niets te zoeken. Mensen die denken: we gaan hier snel geld komen verdienen, hebben het mis. Het is een stiel waar je van moet houden.’ En nee, ze gaan in de winter niet op strandvakantie. ‘We hebben dat één of twee keer gedaan, maar het is niet voor ons, ‘ vertelt Emmy. ‘Weer zee en strand en drukte, dat vinden we geen rust. We zitten ook niet graag stil. Maar we gaan wel op vakantie, ook omdat we onze kinderen in de zomer bijna niet zien.’ Maar de vijfde generatie D’Hooghes lijkt hun dat niet kwalijk te nemen. ‘Onze jongste zegt nu al dat hij later het strand gaat overnemen.’

Monokini-alarm

De kans is groot dat dat strand er voor de vijfde generatie D’Hooghes anders zal uitzien. ‘Ik ben een beetje nostalgisch,’ geeft Daniel toe, ‘dus heb ik de oude stijl van vroeger behouden. Maar er is veel veranderd de laatste dertig jaar. Mijn vader kon 2300 mensen plaatsen. Iedereen op gewone strandstoelen, als sardines in een doosje. Wij kunnen vandaag maar 3 à 400 mensen ontvangen, ook omdat we comfortabele ligstoelen hebben en iedereen zeilen wil voor de privacy.’ In de jaren zeventig en tachtig was er nog geen sprake van een bar. ‘We hadden zelfs geen toiletten voor onze klanten. Drankjes, daar zijn we eind jaren negentig stiekem mee begonnen. We verkochten blikjes, een jaar later was er ook koffie en thee, en daarna ook bier. We moesten evolueren, ook omdat de reizen naar het buitenland goedkoper en populairder werden. Onze klanten wilden van ons dezelfde service als aan de Spaanse kusten of de Côte d’Azur.’ Toen Emmy als zestienjarige begon, had het terras een vijftal tafeltjes. ‘Niemand had gedacht dat dat zo zou boomen. We hebben nu een volledige cocktail- en wijnkaart en vijf verschillende koffies. Vandaag is het terras eigenlijk alweer te klein, want op mooie dagen is er vaak niet genoeg plaats.’ Vroeger was het strand op regenachtige dagen gewoon dicht, vertelt Daniël. ‘Ik ging ook elke middag thuis eten, want iedereen zat op zijn stoel en had mij niet nodig. Vandaag zijn we elke dag open, zeker in de zomer. Het kan ’s morgens slecht weer zijn, maar als het in de namiddag opklaart, zit het terras vol. Wij hebben nu dus veel minder vrije tijd.’

Het Albertstrand, al 90 jaar een familiezaak: 'Het is een stiel waar je van moet houden'
© Familie D’Hooghe

Wat ook veranderd is, is de monokini, lacht Daniel. ‘Je ziet dat vandaag amper nog, maar in de jaren zeventig was daar veel discussie over. Het was lang verboden, en de politie schreef boetes uit. Dus sprak mijn vader met zijn klanten af dat hij op zijn redderstoeter zou blazen als de politie in de buurt was. Dan gingen al die bikini’s razendsnel aan. Was de politie weer weg, dan toeterde mijn vader twee keer, en gingen de bovenstukjes weer uit. Weet je wat mij ook opvalt: mensen zwemmen veel minder. Vroeger zat de zee op mooie dagen vol badgasten, nu gaan veel mensen maar tot aan hun knieën in het water.’ En dan zijn er nog de bekende gasten. ‘Toen het Casino nog grote namen trok, in de tijd van mijn vader, zagen we die hier ook weleens op ons strand. Tom Jones en Engelbert Humperdinck, Mireille Mathieu, Petula Clark. Vandaag is dat minder. Alhoewel. Een tijdje geleden had een klant een Spaanse Grazia mee, met daarin een foto van de volledige Spaanse koninklijke familie, op ons strand. En wij hebben dat nooit geweten.’

Iedereen weerman

Geen mens die zo vaak naar het weerbericht kijkt als Emmy D’Hooghe, zo lijkt het wel. ‘Dat is elke ochtend het eerste wat ik doe. En overdag staat de buienradar constant aan. Wij moeten namelijk ’s morgens beslissen hoeveel personeel we nodig gaan hebben, hoeveel ligbedden we gaan uitzetten. Daarom kijk ik zeker veertig keer per dag.’ Daarnaast heeft vader Daniel ook zelf zo zijn weerkennis. ‘Wij leven zes maanden buiten, dus we kunnen de wolken, de wind en de getijden lezen. Mijn vader luisterde weleens naar de duivenberichten. Als de duiven gelost werden, wist hij dat het in het zuiden goed weer was en dat goede weer kwam vaak naar hier. Maar de laatste jaren is alles anders. Minder voorspelbaar. Vroeger kwam onweer nooit bij het opkomen van het water. Daar was ik rotsvast van overtuigd. En onweer, dat is voor ons code rood, want alles moet dan zo snel mogelijk naar binnen. Vorig jaar zag Emmy een storm op de buienradar, een grote. Ik was ervan overtuigd dat het zo’n vaart niet zou lopen en stelde iedereen gerust. Maar ik had het mis. Ineens was hij daar. Het eten waaide van de borden, meubels plakten al snel tegen de afsluiting. Klimaatverandering, dat zien wij hier gewoon gebeuren. Windhozen, waterhozen, het weer wordt extremer.’

Een klant toonde me een foto: de Spaanse koninklijke familie, op ons strand. Hebben we nooit geweten

Het grappige is dat mensen volledig vertrouwen op het weerbericht, vertelt Emmy. ‘Soms voorspellen ze in de week een mooi weekend, en dan denkt iedereen: we gaan naar zee. Wij hebben misschien gezien dat het niet zo’n mooi weer wordt, maar de klanten komen toch. Wij moeten dus rekening houden met het weer dat voorspeld is, niet met het weer dat het in realiteit is.’ En vandaag is iedereen weerman- of vrouw, dankzij zijn gsm, weet Sammy. ‘Alleen zijn die voorspellingen vaak veel te algemeen. Wij hebben hier aan de kust een microklimaat. Toen het in het voorjaar in het binnenland stormde – code oranje, weet je nog – was het hier schitterend weer. Onze tip: wil je weten hoe het weer aan zee is, check dan de webcam van de surfclub.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content